Tegel eruit, plant erin
Op moment van schrijven heb ik voor het eerst sinds maanden ‘vakantie’, als in: ‘ik hoef even niks’. Sinds mijn eerste werkdag (eind oktober) ben ik wel eens een paar dagen vrij geweest, maar nog niet eerder een hele week. Dat is ineens heel raar. Zo raar, dat ik gewoon vroeg opsta omdat slapen niet meer lukt. Ik moet al dagenlang de neiging onderdrukken om geen werkmail te lezen of andere typische ‘werkdingen’ te doen.
Nu zit ik hier, om kwart over zes in de ochtend, achter mijn laptop. Het is stil in huis. Ik hoor slechts het geschuifel van zo hier en daar een kat en het tikken van de klok. Een ideaal moment om weer een keer een blog te schrijven, zo dacht ik enthousiast. Ware het niet dat alle inspiratie die ik normaal heb en die niet tot uiting komt vanwege tijdgebrek, spontaan verdwenen lijkt te zijn nu ik die tijd wél heb. Om te voorkomen dat ik nog een half uur naar een leeg scherm zit te staren, schrijf ik maar een weinig spannend blog over mijn nieuwe tuin.
De belofte aan mezelf
Ooit heb ik mijzelf de decadente belofte gedaan om nooit meer in een rijtjeshuis te gaan wonen. Na een aantal vrijstaande huizen te hebben bewoond, leek me dat de ultieme nachtmerrie: terug moeten naar een kleiner huis, waarbij je last hebt van buren en je zelf voortdurend op je hoede moet zijn om geen overlast te veroorzaken. Maar het meest van alles zag ik er tegenop om geen fatsoenlijk aantal meters tuin meer te hebben.
Het was geen realistische belofte. Ik had er altijd wel rekening mee gehouden dat ik mezelf er niet eindeloos aan kon houden. Toch had ik niet verwacht ooit vrijwillig naar een rijtjeshuis te gaan, terwijl ik het geluk had in een ruime boerderij met dito tuin te wonen. Wat liefde al niet met je doet: nu woon ik alweer een jaar en twee weken in een doorsnee jaren ’70 rijtjesblok.
Een mild oordeel
Het is niet de horror die ik mezelf voor ogen had gehouden. Wat klopt is het deel dat je als buren elkaar kunt horen. Hoewel ik wonderbaarlijk genoeg nooit klachten krijg over mijn trommelende, rommelende, duikelende, vliegende, springende, nimmer subtiel voortbewegende jongste, hoor ik andersom wel burengeluiden (waar ik overigens eveneens nooit melding van maak). Het stoort me gelukkig minder dan mij vooraf was voorspeld. Eigenlijk is het wonen in een ‘rijtje’ mij alles meegevallen.
Dit milde oordeel komt voornamelijk door het feit dat ik nu grotendeels ben verlost van ongenode gasten als ratten, marters, (vleer-)muizen, kikkers en ander gespuis dat niet in een woonruimte thuishoort. Deze verscheidenheid aan ongedierte verschanste zich met regelmaat in mijn voorlaatste paar optrekjes. Ook het comfort dat een goedwerkende CVketel in combinatie met dubbelglas met zich meebrengt valt niet te onderschatten. Inmiddels hebben we de laatste tochtige kozijnen vervangen, dus dat woongenot zal alleen maar toenemen.
Tegeltuinterreur
Het enige wat me tamelijk zwaar is gevallen, was het gebrek aan een fatsoenlijke (achter)tuin. Wie mij een beetje kent, weet dat ik naast schrijven, fotograferen en tekenen, ook ontzettend van tuinieren hou. Met het toenemen van allerhande fysieke pijntjes is dat enthousiasme in de loop der jaren wel iets afgenomen, maar een kleine, hoofdzakelijk betegelde tuin, was niet bepaald de oase die ik voor ogen had. Bijna een jaar heb ik het ermee moeten doen: twee gigantische conifeerheggen, een piepklein strookje heesters en een handvol planten.
De rest van de kleine stadstuin was keurig afgedekt met oubollige grindtegels. Hoewel nog steeds veel (te veel) mensen bijzonder gelukkig worden van een tegeltuin, is het voor mij juist een regelrechte aanslag op mijn gelukbeleving. Ik bleef maar denken aan die promotieleus van tuincentra en bouwmarkten voor groenere tuintjes: ‘tegel eruit, plant erin‘.
Het grote moment der tuintransformatie
Ik hield me afgelopen jaar staande aan de belofte dat ik de tuin na een nodige raamkozijn-verbouwing geheel naar mijn smaak mocht veranderen. Twee weken geleden was het dan zover: de transformatie van tegeltuin naar stadsparadijsje. Oftewel: een nieuw vlonderterras, schuttingen, een container-ombouw, pergola en stenen plantenbakken. De grootste zegen is toch wel het vertrek van de coniferen. Ik hou van groen, maar geen verstikkend, onnatuurlijk recht gesnoeid groen. Niet dat schuttingen een beter alternatief zijn, maar in een stadstuin heb je weinig andere keuze, als je een beetje privacy blieft.
Na een jaar lang smachtend wachten, konden zelfs de zinderende zomertemperaturen van afgelopen hittegolf me niet meer weerhouden om door te pakken. Een paar tropisch hete dagen lang heb ik het uiterste van mezelf én de nieuwe planten gevraagd, door ze met 40 graden in de tuin te poten (al zijn ze in mijn tuin beter af dan in een klein potje in een tuincentrum). Veel liefde en nog meer water geven; het was het allemaal waard.
Zo goed als klaar
Inmiddels is de tuin klaar, op wat kleine klusjes na. Hoewel het nog voller moet groeien, is het voorlopige resultaat precies wat ik vooraf voor ogen had. Ook fijn: het weer is een stuk gunstiger. Regen afgewisseld door zon en een aangename zomertemperatuur, ik zie de planten groeien en hoor ze zachtjes juichen in hun nieuwe onderkomen.
Het is heerlijk om weer omringd te zijn door bloemen, bijen en vlinders en dat ik weer met mijn handen in de aarde kan wroeten. Een tuin waarin het fijn is om buiten te zijn, waarin ik – hoe klein het oppervlak ook is – kan rondlopen en waarin ik naar hartenlust kan fotograferen.
Op naar het volgende project dat achter mij licht te smachten om uitgepakt te worden: een Ikeabouwpakket.
Een (weg)droomtuin heb je ervan gemaakt!